Algemeen : 31 juli 2000 Boer wordt niet wijzer van wijzigend consumptiepatroon
AMSTERDAM - In plaats van verse groenten koopt de consument steeds meer bewerkte producten in de supermarkt. En buitenshuis eten blijft populair. Het fenomeen 'cocooning' lijkt een kort leven beschoren. De agrariër wordt er intussen geen cent wijzer van. Hij ontvangt een steeds kleiner deel van iedere gulden die het publiek aan agroproducten besteedt. Voor aftrek van kosten kregen boeren en tuinder in 1990 nog een kwartje van elke consumentengulden, bestemd voor voeding; inmiddels is dat geslonken tot 22 cent. Het aandeel van de boer in de toegevoegde waarde van voedsel is 10% en van een in een restaurant niet meer dan 5%.Daarmee vervaagt de relatie tussen de prijs die de boer voor zijn producten ontvangt, en de rekening die de consument betaalt. Dit geldt met name voor verwerkte producten. Sowieso worden prijsfluctuaties op agrarische markten niet of in beperkte mate doorgegeven aan het publiek. Het is de winkelier te veel werk om al die schommelingen steeds weer door te voeren. Je kunt wel aan de gang blijven. Bovendien brengt het veranderen van prijskaartjes relatief hoge kosten met zich mee. De supermarkten houden de voedingsprijzen het liefst een beetje stabiel. Ze kunnen zich daarbij iets permitteren. Want aan hen wordt 'marktmacht' toegekend. Door voortgaande concentratie krijgen zij meer greep op de markt. Maar uit studie blijkt dat die ontwikkeling niet noodzakelijkerwijs leidt tot een toename van de winstmarge, zo stelt het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) in een rapport over de prijsvorming in de 'agrokolom'. De voedingsindustrie is winstgevender dan de detailhandel die op zijn beurt weer winstgevender is dan de groothandel. Alleen in de levensmiddelensector is het rendement op het eigen vermogen in de jaren negentig enigszins gestegen. Boeren en tuinders kampen met een uitgesproken laag rendement, hooguit enkele procenten.
Evenals in de VS zal ook in Europa de consumptie buitenshuis verder toenemen, zo is de verwachting. Daarmee blijft het aandeel van de primaire landbouw in de consumentengulden afnemen. De toegevoegde waarde in andere schakels, zoals verwerking, handel en horeca, zal juist hoger uitvallen. De verandering in het hoeft overigens niet ten koste te gaan van het boereninkomen, zo stelt het LEI, mits de gasten van het restaurant dezelfde producten in dezelfde hoeveelheden verorberen.